Achtergrondinformatie waterdiertjes

Schaatsenrijder.

De schaatsenrijder is een diertje dat op het water kan lopen. Ze hebben haartjes op hun poten die het water afstoten, waardoor ze over het water kunnen roeien. Ze komen alleen voor in schoon water omdat ze daar de trilling van een insect op het water beter kunnen voelen en ja dat is lekker.

De Poelslak.

Deze slak is dol op algen. Hij leeft in zijn eigen kleine huisje onder water en smikkelt van de algen die op stenen en waterplanten groeien. Ademen doet hij door zijn huid. Als er te weinig zuurstof in het water is opgelost, maakt hij even een uitstapje naar het wateroppervlak. Hij heeft namelijk ook een long waarmee hij extra zuurstof kan tanken.

 

Waterspin 

De waterspin wordt ook wel de duikerspin genoemd. Net als duikers neemt deze spin haar eigen zuurstofvoorraad mee onder water. Af en toe gaat ze even naar het wateroppervlak – als ze weer naar beneden duikt, blijft er lucht tussen de haren van haar achterlijf zitten. Dat lijkt daardoor wel van zilver.

Grote gerande Oeverspin.

Deze overspin is één van onze grotere spinnensoorten en leeft met name in de oevervegetatie van laagveenplassen. Zijn absolute voorkeur gaat uit naar vegetatie in het water, zoals de krabbenscheer. De kleur van de spin varieert tussen donkerbruin en zwart met prachtige geelwitte tot krijtwitte lengtebanden over de zijkanten van het kopborststuk en het achterlijf. Hun voedsel vangen ze op of onder water, en bestaat uit diertjes zoals waterkevers, waterwantsen.

Bootsmannetje.

Bootsmannetjes zwemmen op hun rug en lijken hierdoor op een bootje. Het ziet er heel leuk uit, maar eigenlijk is het een gemene rover. Het bootsmannetje eet kikkervisjes, insecten en kleine vissen (zelfs als ze groter zijn dan hij zelf) en soms eet hij ook soortgenoten. Pak het bootsmannetje maar niet op, want hij kan ook hard in een mensenvinger bijten!

Geelgerande Watertor.

Deze watertor is de schrik van de sloot! Deze roofkever jaagt op insecten, vissen en salamanders. Hij grijpt zijn prooi met zijn voorpoten en kauwt hem vervolgens fijn. Volwassen kevers kunnen wel 3,5 cm groot worden.

Pikzwarte watertor.

Deze tor is met een lengte van 3,5-5 cm een zeer grote waterkever. Zijn ovale lichaam is glanzend zwart met een groene gloed. De poten zijn bruin en hebben rijen zwemharen om beter te kunnen zwemmen. Tijdens het zwemmen beweegt de spinnende watertor de achterpoten afwisselend, waardoor hij een schommelende gang krijgt. Hij komt in stilstaand en plantenrijk water voor. Zijn eieren worden gelegd in een door het vrouwtje gesponnen waterdicht nestkamertje onder water. Bij gevaar spuit het dier een inktachtige vloeistof. Ook kan de kever,  wonderbaarlijk genoeg,  een gillend geluid voortbrengen. Zoals vrijwel alle waterkevers kan ook deze soort vliegen en maakt dan een brommend geluid.

Waterschortpioen.

Een echte staart heeft de waterschorpioen niet. Het uitsteeksel aan zijn achterlijf lijkt eerder op een angel. De waterschorpioen is dan ook geen echte schorpioen: het is gewoon een insect. Maar de grijpertjes die hij bij zijn voorpoten heeft, maken hem tot een schorpioen look-alike. Met die grijparmen vangt hij kleine waterdiertjes.

Bloedzuiger.

Dit beestje heeft zijn naam niet mee. En zijn uiterlijk ook niet, hij ziet er uit als een glibberig slurfje en is een in het water levend neefje van de regenworm. Maar wel een vervelend neefje, want de bloedzuiger zuigt zich namelijk dolgraag vast aan andere dieren zoals vissen. En je raadt wel wat hij drinkt… Hun bloed! En als er een mens lang zwemt? Dan zuigt hij zich aan een lekker stukje mensenhuid vast.

Stekelbaarsje.

Wist je dat vissen twee kleine neusgaatjes hebben aan de voorkant van hun snuit? Vissen gebruiken hun ‘neus’ om eten te zoeken of roofdieren uit de weg te gaan. Maar stekelbaarsjes gebruiken hun neus ook om een liefje te vinden. Ze vinden elkaar leuker als ze hetzelfde ruiken!

Kokerjuffer.

Kokerjuffers zijn larven van schietmotten. Schietmotten lijken op een soort nachtvlinders. Zij leggen hun eitjes in het water waar de larven een eigen schuilplaats bouwen van zand steentjes en plantenrestjes. Deze beschermende koker sleept de larve achter zich aan tijdens het jagen naar voedsel. In het water lijken ze wel kruipende takjes.

Waterjufferlarve.

Deze larve is nog geen mooie blauw Libelle maar wordt het wel! Hij blijft wel een paar maanden tot soms vijf jaar onder water alvorens hij gaat vliegen. Ze zijn zeer vraatzuchtig en jagen op kleine waterdiertjes en zelfs kleine visjes. Ze zijn hiervoor goed aangepast, ze hebben namelijk een zogenaamd vangmasker, een verlengde onderlip, die gebruikt wordt als grijporgaan en zeer snel uitgeklapt kan worden.

Larven worden opgegeten door vissenkikkers, en waterinsecten.

Staafwants.

De Staafwants leeft in permanente en stilstaande wateren tussen de waterplanten vlak onder het wateroppervlak zodat de wants makkelijk adem kan halen. De staafwants is een zeer sloom insect dat maar zelden beweegt en meestal roerloos tussen de takken zit, loerend op een prooi. Bij gevaar houdt de wants zich dood en lijkt dan op een takje. Hij is een slechte jager en jaagt op alles wat kleiner is dan hijzelf. Als de pooi langskomt dan schiet de staafwants naar voren en klemt de prooi tussen zijn voorpoten, net als de bidsprinkhaan. Op het menu staan allerlei kleine waterdieren als kikkervisjes, insecten en larven. Als de prooi gevangen is wordt deze naar de monddelen gebracht, ingespoten met verteringssappen en leeggezogen.

Waterwants.

De (platte) waterwants heeft een ovaal, plat lichaam, de achterpoten zijn altijd duidelijk te zien en de rode ogen zijn niet rond maar enigszins langwerpig waardoor ze gemeen lijken te kijken. Het zijn roofzuchtige jagers een geducht roofinsect in het water. Zoals alle insecten heeft de platte waterwants drie paar poten, die allemaal anders van vorm zijn. De waterwantsen zijn snelle en behendige zwemmers en hebben vleugels. Op het land kunnen ze juist in tegenstelling tot veel andere waterwantsen redelijk hard lopen en hierdoor hoeven ze ook niet te vliegen als een bron uitdroogt.

Watermijt

Deze mijt is verwant aan de spin en heeft ook 8 poten. Hij is niet groot en lijkt op een rode speldeknop. Zijn rode kleur dient ervoor om zijn vijanden af te schrikken Hij heeft ook klieren welke een stof uitscheiden die de watermijt oneetbaar maken. Wanneer een watersalamander een watermijt opeet spuwt hij deze meteen uit.  Zelf houdt hij van watervlooien.

Schrijvertje.

Dit kevertje word ook de draaikever genoemd. Hij is glanzend blauwzwart kevertje van 5-7 mm. Zijn schildje is voorzien van meerdere rijen lichtkleurige puntjes. De poten zijn geel/roodachtig. Grappig aan het schrijvertje is dat hij tweedelige ogen heeft. Met het bovenste deel zoekt hij boven water naar prooi en houdt vijanden in de gaten. Het onderste deel kijkt onder water om daar naar prooi te zoeken. Het schrijvertje is een hele goede zwemmer, zowel op het wateroppervlak als onder water. Hij maakt boven water draaiende, lusvormige ‘schrijvende’ bewegingen, waaraan hij zijn naam dankt. Bij gevaar duikt hij onder terwijl hij een luchtbel meeneemt, om zich daarna ergens aan vast te klemmen en zo een poosje te schuilen. Vliegen kan het schrijvertje ook en hij kan zich dus verplaatsen van de ene waterplas naar de andere. Zijn voedsel wordt op het wateroppervlak gevangen en bestaat voornamelijk uit insecten die in het water vallen en niet kunnen zwemmen.

De posthoornslak

is een slak met een huisje van ca. 3,5 cm groot. Zijn naam is natuurlijk afkomstig van de vorm van zijn huisje dat lijkt op een posthoorn. De kleur van de schelp is roodbruin maar door algen en andere aantasting lijkt deze vaak meer groenig. Het lichaam van de posthoornslak is donkergrijs voorzien van een platte, aan het uiteinde spits uitlopende voet. De posthoornslak heeft longen, maar kan ook zuurstof uit het water opnemen. Toch komt ook de posthoornslak af en toe naar de oppervlakte om zijn longen te vullen.

Schijfhoornslak.

Hij lijkt heel veel op de posthoornslak maar heeft een sterk afgeplatte, schijfvormige schelp met zes windingen. De schelp is glanzend en doorzichtig  en ruin van kleur. Net als andere waterslakken lust hij algen en ander rottend materiaal.

Groene Kikker.

Groene kikkers zitten vaak behoorlijk stil op de oever of op een waterlelieblad en kijken uit over het water. Ze reageren bliksemsnel (met hun tong) als er een beestje voorbij komt. De groene kikker kan ook razendsnel grote sprongen maken tot een halve meter In mei als het warmer wordt gaan de mannetjes de vrouwtjes lokken door te kwaken. Dit kan behoorlijk hard gaan (driftkikker). De vrouwtjes leggen dan hun eitjes (kikkerdril) waaruit dan weer het kikkervisje en later de kikker.

Bruine Kikker

De bruine kikker is een middelgrote, vrij robuuste kikker met een stompe snuit. Hij heeft een hoekige, donkere vlek achter het oog. Ook heeft hij een kleine zachte graafknobbel op zijn achterpoot. De bruine kikker is variabel van kleur (bruin, groenbruin, roodbruin, geelbruin, grijsbruin, etc.) met een patroon van donkere vlekken en een lichte gemarmerde buik. Mannetjes hebben geen uitwendige kwaakblazen, ze kwaken (brommen) vanuit de keel.

Muggenlarve.

Deze larve van de mug leeft in het water en filtert gemiddeld elke dag 1 liter water. Hij lijkt een beetje op een worm en zal 4 keer vervellen om als laatste keer tot pop te vervellen daar komt dan weer de mug uit en die kan vliegen!

Kleine Watersalamander.

De kleine watersalamander heeft een beetje een grijsachtig olijfkleurige rug. Zijn buik is geel tot oranje met donkere zwarte vlekken. Ook heeft hij een witte tot zilverige band. Hij kan tot

11 cm groot worden. Mannetjes ontwikkelen in de voortplantingstijd een kam op de rug. In de landfase zijn zowel de mannetjes als de vrouwtjes eenvormig bruin. Het vrouwtje legt 100 tot 350 eieren die ze stuk voor stuk afzet aan waterplanten.

Klik hier om deze tekst als PDF-bestand te downloaden